Een donkere dolcel uit de 16e eeuw
De eerste dolcel
In de Middeleeuwen waren er geen aparte instellingen voor krankzinnigen. Je werd door je familie verzorgt of opgenomen in een gasthuis. Daar werden op zolder vaak hokken getimmerd om de gevaarlijke mensen in op te sluiten. In de 15e eeuw verschenen in Nederland de eerste dolhuizen, waarin huisjes of cellen waren samengevoegd rondom een binnenplaats.
Leprooshuis in Haarlem
In 1564 werd in het Leprooshuis in Haarlem, in het gebouw van het huidige museum, plaatsgemaakt voor een nieuwe bewonersgroep bestaande uit krankzinnigen. Voor hen werd er een aparte vleugel met veertien dolcellen gebouwd. Er werd onderscheid gemaakt tussen mensen die hun verstand kwijt waren maar zich rustig gedroegen en degenen die druk en agressief waren: zij werden ‘dol’, ‘furieus’ of ‘razend’ genoemd. Die laatsten moest je ketenen en met geweld bedwingen totdat zij weer wat rustiger werden. Het beste was om ze zolang in een hok of een cel op te sluiten. Dit waren de gedachtes van toen en hier komt de naam ‘dolcel’ dus vandaan.
Eenzame opsluiting
Opgesloten zitten in een dolcel moet verschrikkelijk zijn geweest. Een luikje bovenin de cel zorgde wel voor wat licht en frisse lucht, maar daaronder zat een zware buitendeur en een getraliede binnendeur. Het interieur van de gemiddelde dolcel was karig, als krankzinnige kreeg je slechts een houten krib en een poepdoos. In de winter werd het ijskoud in de cel en moesten verhitte stenen voor wat warmte zorgen.
Ervaar het zelf
In 1849 verhuisden de krankzinnige bewoners in het Dolhuys naar een nieuw gesticht. De meeste dolcellen werden gesloopt en het gebouw kreeg een andere functie. Eén dolcel bleef bewaard, bestemd voor onhandelbare gekken die door de politie waren opgepakt en wachtten op overplaatsing naar een gesticht. Deze dolcel, één van de laatste oorspronkelijke dolcellen in Europa, is nu onderdeel van het museum.