Voor de verdediging van Nederland was het belangrijk dat het hele land goed in kaart werd gebracht. In 1800 begon Generaal Krayenhoff met deze opdracht. Het was in die tijd moeilijk om afstanden nauwkeurig te meten. De meetkettingen krompen en het is lastig om in het landschap rechte lijnen te trekken.
Afstanden
Generaal Krayenhoff bedacht hiervoor een oplossing. Hij kon dit omdat hij niet alleen militair was, maar ook landmeter en cartograaf. Om te beginnen heeft hij één afstand tussen Marken en Monnikendam op de Gouwzee zo nauwkeurig mogelijk gemeten. Vervolgens heeft hij de rest van Nederland ingemeten door de hoeken te meten vanaf hoge kerktorens. Hij deed dit met een grafometer (een soort sextant) en later met een repetitiecirkel (een soort koperen geodriehoek).
Waterpas
Voor het onder water zetten van de waterlinie was het belangrijk om te weten hoe laag de polders waren. Dit werd gemeten met een waterpas. Vanuit het nulpunt in Amsterdam werd de rest van Nederland ingemeten.